Er is een andere, simpele optie: uw kleren laten repareren. Maar dat kost u misschien te veel moeite. Of u denkt dat uw favoriete jasje of jurk toch niet kan worden gemaakt. Uit onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam blijkt dat we ieder gemiddeld 173 kledingstukken in onze garderobe hebben hangen, al dan niet beschadigd. 50 daarvan dragen we niet eens. Hartstikke zonde, toch? De SIRE-campagne ‘Waardeer het. Repareer het’ probeert mensen te motiveren hun spullen te (laten) maken in plaats van weg te gooien. Want repareren is niet alleen goed voor de portemonnee, maar ook voor het milieu.

Kleding repareren

Niet alleen u, ook kledingmakers hebben er profijt van als er meer klanten komen. Kledingmaker Faruk Andas (27) uit Amsterdam: “Wij hebben ongeveer 20 klanten per dag. Dat aantal groeit nog altijd. De laatste 2 jaar hoor ik steeds vaker van mensen dat ze het zonde vinden om hun kleren weg te doen. Daarom laten ze hun kleding toch maar maken.”

Het gaat dus goed met de zaak?

“Ja. We zijn een begrip in Amsterdam en daarbuiten. Wij werken zorgvuldig en stemmen met de klanten af hoe we de kleding maken. Zo krijgen ze een idee hoe het eruit gaat zien en waarderen ze het eindresultaat. Bovendien mogen ze terugkomen als iets kapot is gegaan, dan repareren we het gratis. We herstellen niet alleen kleding, maar ook tassen, stoelen en andere meubels. Wij kennen onze kwaliteit en maken ook hele nieuwe kledingstukken. Met een machine of de hand.”

Waarom vind jij je werk als kleermaker zo leuk?

“Ik ben creatief. Wat oud is, kan mooi zijn en dus de moeite waard om op te knappen. Je geeft kleren een tweede kans, waardeert ze en staat stil bij de productie, in de zin dat ze niet door kinderen zijn gemaakt. Daarnaast is repareren beter voor het milieu. Dat vind ik belangrijk.”

Welke klanten heb je?

“Van alles wat. Voornamelijk oudere mensen, maar ook klanten die voor baby- en kinderspullen komen. Soms voor sportkleding, bijvoorbeeld een band en slip voor een judopak. Ik krijg de gekste dingen eigenlijk: lakens, sokken, ondergoed, soms bh’s.”

Jullie krijgen dus steeds meer klanten. Is de SIRE-campagne dan nog wel nodig?

“Zeker. Los van het feit dat er dan nog meer werk voor ons komt, kan de campagne bijdragen aan de bewustwording van mensen over het milieu. Er wordt al zoveel geproduceerd en weggegooid, dat is hartstikke zonde.”

Hoeveel kleermakers zijn er hier in de buurt?

“Hier in de straat al 3. In de hele stad zitten er best veel.”

Is er veel concurrentie?

“Natuurlijk. Als je ondernemer bent, wil je je klanten binnenhouden. Maar als de ander iets beter kan, stuur je de klant door. Dat gebeurt wel eens.”

Toch loopt het aantal kleermakers terug. Hoe kan dat?

“De gemiddelde kleermaker in Amsterdam is tussen de 50 en 60 jaar oud. En ze worden steeds ouder. Dan houdt het op een gegeven moment op. Er zijn helaas maar weinig jongeren die het werk willen overnemen. Ze vinden het niet interessant denk ik.”

Dat betekent dat mensen hun tweedehands kleren straks niet meer kunnen laten maken.

“Vroeger had je de naaischool in Nederland voor vrouwen. In elke buurt had je wel iemand die goed kon naaien. Nu is er bijna niemand meer die nog een knoopje kan aannaaien. Dus je ziet dat het op dat gebied achteruitgaat. Als je het zelf al niet kunt en er zijn straks nauwelijks kleermakers, ja, dan moeten mensen wel nieuwe kleren kopen.”

Dus je ziet de toekomst van de kleermaker somber in?

“Degenen die overblijven, zullen het superdruk krijgen. Ondanks dat ben ik bang dat het vak zal verdwijnen. Over 10 jaar kun je de kleermakers nog op een hand tellen.”

Wat is dan de oplossing?

“Er is dus veel meer vraag dan aanbod. Ik zou zeggen: spring in het gat in de markt en ga aan de slag als kleermaker!”